Ze is voor de Oogvereniging contactpersoon van meerdere ziekenhuizen, stond in de Oogstraat op de 50PlusBeurs, beoordeelde de toegankelijkheid van musea voor het project ZIENSWIJZEN… Anda Verlinde (1958), slechtziend als gevolg van diabetes, zit niet stil. “Tja, als ik iets zie wat me leuk lijkt, ga ik erop af”.

Door: Marijke Osinga
“Ik woon in Kralingen. Als je bij mij vandaan de ene kant uitloopt, kom je uit bij de woning van de burgemeester. Ga je de andere kant uit, dan zie je al gauw een opvanglocatie voor daklozen”, zegt Anda Verlinde, als ik haar op een vrijwilligersmiddag van de Oogvereniging in Leiden ontmoet en vraag waar ze precies in Rotterdam woont.
Nieuwsgierig geworden vanwege haar manier van uitdrukken, maak ik een afspraak om haar te interviewen. Op 3 september bezoek ik haar. Vanaf de metrohalte Voorschoterlaan lopen we samen naar haar huis. Anda maakt deel uit van een woongroep. “Ik woon hier met drie huisgenoten, al 28 jaar. Vaak eten we samen.”
Haar woonkamer heeft een prettige houten vloer en aan twee kanten grote ramen. “Op de verdieping hierboven bevindt zich onze gemeenschappelijke woonkeuken”, vertelt Anda.
Op de fiets
“Mijn vriend woont in een ander deel van Rotterdam. Daar ga ik op de fiets heen. Gelukkig kan ik dat nog. Wel doe ik dat alleen op stukken die ik ken en stap ik af bij kruispunten. Ook loop ik naast mijn fiets bij zonnig weer, in een boomrijke omgeving, waar zon en schaduw elkaar afwisselen. Ik zie dan zo weinig dat ik bang ben een stoeprand te raken en te vallen. ‘s Avonds neem ik mijn fiets mee in de metro en ga zo naar huis.“
Netvliesloslating
“Ik heb al vanaf mijn tweede jaar diabetes. Daardoor had ik op mijn 16e, 17e en 18e jaar soms bloedinkjes in mijn ogen. Daarvoor werd ik gelaserd”, vertelt Anda op mijn vraag wat er met haar ogen aan de hand is. “In 2005 liep ik mijn kamer in, keek op mijn kalender en ontdekte ineens dat ik wazig zag. In eerste instantie maakte ik mij niet zoveel zorgen, dacht dat ik een ontsteking aan mijn ogen had. Ik ben nog gewoon naar de schouwburg gegaan.
Toen ik de dag erna naar de huisarts ging, stuurde hij mij meteen door naar het ziekenhuis. Daar constateerden ze een netvliesloslating. Nu zie ik met mijn rechteroog nog 5% en met mijn linkeroog nog 20%. Toch heb ik het gevoel dat ik alles zie. Kleuren onderscheiden gaat me echter moeilijk af. Blauw en groen bijvoorbeeld haal ik gemakkelijk door elkaar.
Vermoeidheid
De ene dag is de andere niet. Ik bedoel te zeggen dat ik de ene keer veel meer zie dan de andere. Maar waar ik echt de meeste last van heb, is de vermoeidheid. Dat schijnt voor meer mensen die slecht zien een probleem te zijn.”
Opgeleid in de diëtetiek lukte het Anda niet als diëtiste werk te krijgen. Via een vriend kwam ze in de kinderbescherming terecht. Enkele jaren later deed ze een opleiding tot maatschappelijk werkster en kreeg een baan in de reclassering. “Ik vond dat werk geweldig”, vertelt Anda. En er wat nader op ingaand zegt ze: “Iemand komt in zijn leven iets tegen waardoor hij niet meer verder kan. Wat ik gedaan heb, is zo iemand dingen aanreiken waardoor hij wél weer verder kan.”
Bijzondere positie
Later aanvaardde Anda een baan als patiëntenvertrouwenspersoon. “Mensen klagen niet voor niets. Wel hebben klachten vaak op iets anders betrekking dan waarover wordt geklaagd. Zo werd op een afdeling ineens heel veel over het eten gemopperd. Onderzoek wees uit dat een psychiater die bij de patiënten erg geliefd was minder dagen op de betreffende afdeling was gaan werken”, maakt Anda mij deelgenoot van haar ervaringen.
Ze vervolgt: ”Ik stond buiten de behandeling. Ik was neutraal. Dat gaf me een bijzondere positie. Ik herinner me dat ik soms in mijn eentje bij patiënten kwam die door de verpleging als gevaarlijk werden aangemerkt en waar zij met zes mensen tegelijk heen gingen. Soms betrof de reden van de boosheid van zo’n patiënt dat hij liever koffie dronk dan thee, soms dat hij de separeercel uit wilde.”
Burn-out
“Op een gegeven moment kwam er een nieuw registratiesysteem op mijn werk. Daar kon ik door mijn slechte zicht niet mee overweg. Met de voor mij juiste vergroting werd niet alles op het scherm zichtbaar. Daarop probeerde ik met een loepje te werken, zodat ik wel alles wat op het scherm stond in beeld had, maar dat werkte niet.
Toen ben ik met een burn-out naar huis gestuurd. Ik was zo ontzettend moe dat ik negen maanden in bed heb doorgebracht. Nog drie jaar heb ik gerevalideerd met als doel weer te gaan werken. Er is nog gekeken of ik met vergrotings- en spraakhulpmiddelen het registratiesysteem zou kunnen lezen. Ik heb geleerd met Magic Jaws te werken. Ik dacht dat dit het antwoord op mijn probleem was. Ik was zo trots. Het bleek uiteindelijk toch niet de oplossing te zijn.
Ik ben afgekeurd en heb een WIA uitkering gekregen. Nu hoef ik niet meer te solliciteren en mag ik mijn eigen spaargeld houden.”
Taalmaatje
Anda vertelt me dit verhaal rustig. Ze vraagt of ik nog een kopje thee wil. Met de thee en een schaal vol schuimkoekjes gaat ze weer bij me zitten. “In het magazine OOG zag ik een oproep van Tonny van Breukelen voor taalmaatjes. Zo ben ik taalles aan migranten met een visuele beperking gaan geven. Ik doe dat eenmaal per twee weken anderhalf uur.
Ook is er vanuit het Gezondheidscentrum bij mij in de buurt een initiatief ontwikkeld om met ouderen te praten over zingevingsvraagstukken. Daaraan doe ik als vrijwilliger mee. Daarnaast help ik eens per zes weken mee met het opruimen van vuil op straat.”
Oogstraat
Ik kijk haar aan. Ze gaat verder: “Ik heb vier musea beoordeeld op de mate van toegankelijkheid voor blinden en slechtzienden in het kader van ZIENSWIJZEN, een spin-off van de RAAK stimuleringsprijs. En ik sta op de 50PlusBeurs in de Oogstraat om uitleg te geven over wat het betekent een slecht gezichtsvermogen te hebben.”
“Tja, als ik iets zie wat me leuk lijkt, ga ik erop af.”
In het werkgeheugen van ziekenhuizen
Anda blijkt ten slotte nog als contactpersoon voor ziekenhuizen een taak te hebben. “We moeten als Oogvereniging zorgen in het werkgeheugen van een ziekenhuis te blijven”, verklaart ze. “Bij het Erasmus Medisch Centrum lukt dat. Daar hebben we onder andere contact met een oogarts en een onderzoeksmedewerker.
Ook bij het Maaslandziekenhuis hebben we contact. Daar zorgen we vooral voor up-to-date folders van de Oogvereniging op de afdeling Oogheelkunde. Niet alle ziekenhuizen gaan in op mijn uitnodiging voor een gesprek. Zo zeggen ze bijvoorbeeld dat patiënten geen behoefte hebben aan lotgenotencontact of ervaringsinformatie over hun aandoening. Misschien dat dit in de toekomst gaat veranderen.”
Kinderen en ouders
“En mis je ook informatie, die volgens jou op het gebied van de oogzorg er wel zou moeten zijn?”, vraag ik. “Nou, ik mis wel informatie speciaal geschreven voor kinderen en folders voor ouders van kinderen”, antwoordt Anda meteen.
Op weg naar huis bedenk ik nog veel meer zaken die ik haar had willen vragen. Ik zie tot mijn schrik dat het al veel later is dan ik dacht. Heb ik niet teveel van de tijd van Anda opgeslokt?
Over Marijke Osinga
Marijke Osinga is jurist. Daarnaast schrijft ze verhalen en houdt ze interviews. Dit laatste doet ze omdat ze graag iets wil doen aan de beeldvorming van mensen met een beperking. Zelf is ze slechtziend en linkszijdig spastisch. Ze heeft een zoon van 17 met wie ze samen in een appartement woont. Bij de Oogvereniging maakt ze deel uit van de ledenraad.