Je weg vinden in een nieuw land, een nieuwe taal leren: als je een visuele beperking hebt, is dat een extra grote uitdaging. Net als over straat lopen en aan eten zien te komen in oorlogsgebied. Khawla Jabasini (1964) vluchtte vier jaar geleden uit Syrië naar Nederland en vertelt hierover. Dit is het zevende interview in een serie over je thuis voelen in Nederland als je een visuele beperking hebt.

“Kom je bij mij eten?”, vraagt Khawla Jabasini tijdens ons telefoongesprek, waarin ik met haar afspreek om haar te interviewen. Ze lacht als ik haar aanbod enthousiast aanneem, benieuwd naar haar Syrische kookkunst.
Khawla woont in Apeldoorn. Het is 11 november, een mooie herfstdag, als ik met haar van de bushalte door het winkelcentrum naar haar huis loop. De Action, het Kruitvat, de Lidl: Khawla noemt ze een voor een op als we ze passeren.
Hummus en banketstaaf
“Voorzichtig. Langzaam lopen”, waarschuwt Khawla. “Er liggen hier bladeren op de grond. Daardoor kan het glad zijn.” Een sloot bevindt zich naast haar flat met een enkele boom ernaast. De eenden had ik al van verre horen kwaken, een droevig, weemoedig geluid. “De flat heeft tien verdiepingen en ik woon op de tweede verdieping”, vertelt Khawla.
“Hoe noem je deze koek?”, vraagt Khawla, terwijl ze een schotel met stukken naast mijn kop koffie neerzet. “Banketstaaf”, antwoord ik. Ze herhaalt het woord enkele malen. “Ik moet zoveel onthouden en ik ben al 54”, verzucht ze. “Maar ik moet het leren. Ik moet goed Nederlands leren praten.”
Ze biedt me een dikke brok cake aan en vervolgt: “Pas geleden dacht ik een netje met drie sinaasappels te kopen. Ze voelden zo aan. Ik vond wel dat de vruchten anders roken. Toen ik een partje in mijn mond stopte, bleek het een grapefruit te zijn. Ook meende ik dat ik een potje hummus had gekocht. Dit keer was het mayonaise. Ik moet dus goed leren praten zodat ik de mensen om hulp kan vragen en ze mij begrijpen.”
In de rij voor brood
Khawla is vier jaar geleden van Syrië naar Nederland gevlucht. Tien jaar geleden is ze zeer slechtziend geworden als gevolg van een veel te hoge oogdruk. Drie jaar later raakte haar man gewond bij een incident met de politie. “Ik weet niet waar mijn man nu is”, zegt ze. “Misschien is hij dood. Maar hij kan ook in de gevangenis zitten.”
“Hoe redde jij je in Syrië met je slechte zicht?”, vraag ik. “Dat was heel moeilijk“, antwoordt ze. “Ik moest uren in de rij staan voor brood. Het was oorlog en daardoor was er weinig meel. Als ik dan eindelijk aan de beurt was, zei de bakker: `Sorry, het brood is op. Morgen heb ik, hoop ik, weer nieuw meel.`
Een volgende dag was ik eerder. Maar dan kwam de politie net voordat ik aan de beurt was en nam vijftig broden mee, waardoor er weer geen brood voor mij was. Soms werd er gevochten om het brood. Soms hoorde ik schieten en hoorde ik dat iedereen wegrende. Ik kon niet zien waar de schutters zaten, dus bleef ik maar gewoon doorlopen. ‘Vrouw, wat doe jij hier op straat?’, vroegen de schutters aan mij. Ze vertrouwden me niet omdat ik op straat bleef.”
Waterleiding
Ze pauzeert even. “Ik woonde in Damascus in een souterrain. Er was en tekort aan water. Ik had genoeg water, omdat de leiding eerst langs mijn huis liep en daarna pas naar boven. De bovenburen hadden daardoor soms te weinig water. Op een dag hadden de bovenburen de waterleiding omgelegd en had ik geen leidingwater meer in mijn appartement. Mijn broers en zus waren al gevlucht. Een broer woont nu in Amerika, een in Canada, mijn zus woont in Jordanië en ik ben hier, helemaal alleen. Ik had een visum voor Jordanië aangevraagd, maar kreeg een visum voor Nederland.”
“Ik heb in Nederland eerst een jaar in een asielzoekerscentrum doorgebracht”, vervolgt ze. “Ik wilde daar graag Nederlands leren spreken, maar de docent wilde me niet helpen. Ik kon het scherm niet lezen waarop hij uitleg gaf.
Toen ik hier in deze flat kwam wonen, moest ik nog een half jaar wachten voordat ik naar Visio het Loo Erf kon. Daar heb ik elf maanden gerevalideerd.”
Taalmaatje
Khawla’s mobiel gaat. “Ik krijg een nieuw taalmaatje om Nederlands mee te praten”, vertelt ze, nadat ze de verbinding heeft verbroken. “Een taalmaatje heb je maar voor een jaar, waarna je weer een nieuw taalmaatje krijgt.”
“En”, voegt ze toe, “ik leer nu ook Nederlands bij Da Capo. Ik krijg les van een blinde vrouw, die een blindengeleidehond heeft.” Da Capo blijkt een vrijwilligersorganisatie te zijn, die tot doel heeft te bevorderen dat migrantenvrouwen meer gaan deelnemen aan de maatschappij. “Ik ga er met de bus heen en met de taxi weer terug.”
Khawla verdwijnt naar de keuken om het eten, dat ze al gemaakt heeft, op te warmen. Linzensoep eten we, gevolgd door rijst met een saus van doperwten en wortelen en een kopje thee met een ministroopwafel ter afsluiting. Het smaakt bijzonder lekker.
Minder mobiel
Sinds enige tijd heeft Khawla pijn aan een been. Daardoor is ze wat minder mobiel. “Ik heb een fietsmaatje, maar kan nu niet fietsen. Daarom komt hij bij mij koffie drinken op de dagen dat we anders gingen fietsen.” Op mijn vraag naar de oorzaak zegt ze: “Misschien is het psychisch. Ik wil graag een paar weken naar mijn zus in Jordanië. Ik moet voor een visum zevenduizend euro borg betalen. Dat heb ik niet.”
Als ik haar vraag of er ook nog een fysieke oorzaak voor haar pijn is, vertelt ze dat ze in Syrië, naast haar betaalde werk bij een farmaceutisch bedrijf, vrijwilligerswerk deed bij een instelling. Mensen die in rolstoelen zitten voortduwen en mensen tillen. Dat bleek een te grote belasting voor haar te zijn, waar ze nu de wrange vruchten van plukt. Vooral bij stress neemt de pijn in haar been toe.
Geldzorgen
Khawla vertelde meteen bij binnenkomst dat de woningbouwvereniging zegt dat ze haar eerste drie maanden huur nog niet heeft betaald, terwijl ze zelf zeker weet dat ze dat wel heeft gedaan. Een vrijwilliger die haar helpt met de administratie was het eerst met haar eens en beweerde later weer dat ze toch nog dertienhonderd euro aan de woningbouwvereniging schuldig was. Khawla begrijpt er helemaal niets van.
Daarnaast is haar slot geforceerd ten gevolge van een inbraakpoging. Ook de rekening hiervan moet ze nog betalen. En dan is er ook nog een sprekende thermostaat, waarvoor ze subsidie zou krijgen, als ze het bonnetje zou kunnen laten zien, maar dat heeft de vrijwilliger meegenomen die haar met de administratie helpt.
Samen lopen we na afloop van het gesprek naar de bushalte terug. “De volgende keer moet je langer blijven, wel zeven uren. Dan kunnen we weer veel praten en samen eten”, zegt Khawla bij het afscheid.
Over Marijke Osinga
Marijke Osinga is jurist. Daarnaast schrijft ze verhalen en houdt ze interviews. Dit laatste doet ze omdat ze graag iets wil doen aan de beeldvorming van mensen met een beperking. Zelf is ze slechtziend en linkszijdig spastisch. Ze heeft een zoon van 17 met wie ze samen in een appartement woont. Bij de Oogvereniging maakt ze deel uit van de ledenraad.