Door Elisabeth Smelik
Op 6 maart zaten mijn blindengeleidehond Wendy en ik in de trein naar Amersfoort, waar ik een cursus ging volgen. Het coronavirus voelde nog als een ver van mijn bed show. Alle cursisten gaven elkaar gewoon de hand en ik zat tussen twee heren ingeklemd. Het nieuws stond al bol van het coronavirus, maar dat ging op dat moment vooral over Brabant. Onnozel als ik was, dacht ik nog steeds dat alles snel voorbij zou zijn.
Zondag 8 maart ging ik gezellig bij een vriendin scrabbelen, hoewel ondertussen via de media duidelijk werd dat het coronavirus niet zomaar een griepje was en we voorlopig niet meer onnodig de deur uit zouden moeten gaan. Afstand houden, niet onnodig op pad gaan.
En toen de lockdown. Die eerste week in bijna complete isolatie viel rauw op mijn dak. Op iedereen zijn dak. Ik ben zelf een druk mens. Ik doe allerlei vrijwilligerswerk. Zo geef ik veel voorlichtingen voor en over KNGF Geleidehonden, geef ik voor de Oogvereniging verkeerslessen op basisscholen en verzorg lezingen over het belang van het verzamelen van plastic doppen voor geleidehonden. Daarnaast heb ik ook hobby’s. Op maandagen naar de sportschool. Eens in de twee weken een middag haken met een club dames. Ik bezoek mijn moeder regelmatig. Zij woont in Oegstgeest en dan moet ik met trein en bus. In één keer viel alles weg.
Van een overvolle agenda naar een lege agenda. Opeens zit je thuis, maar ook je blindengeleidehond is van de ene op de andere dag werkloos. Ik heb vorige zomer een vervangende hond gekregen, jong en vol energie. Thuis zitten is niets voor haar. Ze wil werken. Werken is het leukste spelletje dat er bestaat. Het heeft twee weken geduurd voordat ik dat in de gaten kreeg. Ik liet haar en mijn gepensioneerde hond netjes vier keren per dag uit, maar je behoefte doen en een beetje rennen is niet genoeg voor een jonge blindengeleidehond. Het mooiste spel dat er is, werd niet meer gespeeld. In week 3 begon in mijn hoofd een lampje te branden. Wendy was beslist treurig in huis. Natuurlijk gingen we af en toe wel met haar naar een plek waar ze even lekker kon rennen en zwemmen, maar ze leed onder de situatie.
Opeens bedacht ik mij dat ik natuurlijk gewoon een stuk met haar kon werken, haar vervolgens op een veilige plek al dan niet aan de lijn uit kon laten en weer terug kon laten lopen in tuig. Sindsdien heb ik weer een blij ei. Ze racet naar de deur, wanneer de wekker op mijn telefoon gaat. Dan gaan we samen op pad. Ze weet het precies. Ze duikt haar tuig in en zet er flink de pas in. Ik laat haar iedere dag een andere route lopen. De ene dag naar de sportschool, de volgende dag naar het gemeentehuis, dan naar het station, onder het station door en terug. Ook naar De Schulp, het buurtcentrum waar het haakclubje samenkomt. We gaan naar de warme bakker die op ongeveer 3,5 km lopen zit. Bij de terugweg laat ik Wendy meestal zelf de route bepalen. Zodra ik ‘naar huis’ zeg, loopt ze vrolijk terug en ondertussen kan ik erop vertrouwen dat ze dat op een veilige manier doet. Ze neemt lang niet altijd de kortste route terug, want het dametje is gesteld op afwisseling.
En gepaste sociale afstand houden is hier in Assen tot nu toe geen enkel probleem. Mensen gaan ons keurig uit de weg. Kortom, ik heb weer een blije hond en zelf blijf ik door het lopen ook gezond.