Heeft iemand in je naaste omgeving te maken met een oogaandoening? Of denk je dat er iets aan de hand is met zijn of haar ogen ? De volgende 10 tips helpen om het gesprek aan te gaan.

- Komen er oogaandoeningen in de familie voor? Vraag eens rond binnen je familie. Bij de oogziekte glaucoom kan tijdige diagnose veel schade in de toekomst voorkomen. Ook maculadegeneratie is voor een deel erfelijk bepaald.
- Wat is waardevol om te kunnen zien? Praat daar met elkaar over. Ook mooi: waardevolle momenten vastleggen in fotoboeken en er herinneringen bij schrijven.
- Struikelt moeder steeds vaker over het vloerkleed? Gaat vader steeds dichter bij de televisie zitten? Of wil je zus met de auto altijd voor het donker thuis zijn? Allemaal mogelijke signalen van een oogaandoening.
Een bezoekje aan de oogarts is dan geen overbodige luxe. Stimuleer ze om een verwijsbrief te vragen bij de huisarts. Een veelvoorkomende oogkwaal op latere leeftijd is bijvoorbeeld staar. Staar is eenvoudig te verhelpen met een operatie. - Bespreek samen wat er beter kan in en rondom het huis. Denk aan goede verlichting boven de eetkamertafel. Of servies in een vrolijke kleur, waardoor het beter te zien is op het aanrecht.
- Heeft iemand in de naaste omgeving te maken met slecht zicht? Vraag gerust wat diegene (nog wel) ziet, hoe hij of zij zich daaronder voelt en hoe je kunt helpen. Erover praten lucht op!
- Is een dierbare slechtziend? Vraag wat hij/zij graag met je wil doen, zoals muziek luisteren, (tandem)fietsen, deelnemen aan een proeverij of een mooie plek in de natuur opzoeken.
- Pak iemand die slechtziend of blind is nooit zomaar bij de arm. Zeker als je het niet ziet aankomen, is het enorm schrikken als iemand je ineens vastpakt. Vraag liever eerst of iemand hulp nodig heeft en zo ja, hoe je het beste kunt helpen.
- Zie je wel? Je stond daar wel van te kijken zeker. Jij hebt vast een oogje op hem. Nee hoor, spreekwoorden en gezegden met ‘zien’, ‘kijken’ of ‘ogen’ hoef je écht niet te vermijden als je met iemand praat die blind of slechtziend is.
- Twijfel je of het nog wel verantwoord is dat je moeder/vader/broer/zus/partner autorijdt? Ga het gesprek hierover aan, hoe confronterend het ook is. Toon begrip: je weet hoe belangrijk het is voor hem of haar om te kunnen autorijden. Maar ook: jullie zouden niet willen dat er een ongeluk gebeurt.
- Gaat je moeder/vader/broer/zus/partner (voor het eerst) naar de oogarts? Bied aan om mee te gaan. Twee horen meer dan één. De tijd in de spreekkamer is maar kort. Een goede voorbereiding helpt. Op vragenaandeoogarts.nl vind je voorbeeldvragen die je kunt stellen aan de oogarts.