Een persoonlijke update, mede namens de WOENA (Werkgroep Ontwikkeling Europese Normen Assistentiehonden), door Yvonne Wiersma.
Deel 1: algemeen
1: Zoomen
Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van Covid-19. De vele maatregelen om de pandemie het hoofd te bieden, hadden natuurlijk ook zijn weerslag op het verloop van het normeringsproces. Fysieke nationale en internationale vergaderingen waren niet meer mogelijk en na enige aarzeling werd door de CEN besloten dat voortgang belangrijk was; we werden ingewijd in het digitaal vergaderen!
Het werkwoord zoomen heeft voor veel mensen een geheel andere betekenis en invulling gekregen door het maken van digitaal contact. Was ik al wel bekend met WhatsApp videobellen, FaceTimen en Skypen nu wilden mensen Jitsi gebruiken of Zoom. Teams kwam voor mij pas voor het eerst voorbij tijdens de nieuwjaarsreceptie van de Oogvereniging, waarbij het inloggen jammerlijk mislukte (nog eens beter bestuderen).
Laura Mout, onze gouden begeleider vanuit de NEN (Nederlandse normeringsinstituut), organiseerde een oefensessie met Zoom zodat we met spraak of braille ontdekten waar de meest essentiële knoppen te vinden waren en hoe je ze aan of uit kon zetten. Je virtuele handje opsteken als je iets wilde zeggen, de stemknop vinden, camera aan- en uitzetten evenals het geluid.
Vanuit Nederland schreven we ten behoeve van de mensen met een visuele beperking wat “do’s and don’ts” voor de gespreksleiders en ziende deelnemers. Bijvoorbeeld dat het zeer onwenselijk was als mensen de algemene chat functie gebruiken omdat onze screenreaders dan het gesprek verstoren.
Dat onze doelgroep af en toe vergat een handje naar beneden te doen na een spreekbeurt overkwam ziende mensen zeker ook!
Ik voelde naast herkenning toch ook licht leedvermaak als men verzuchtte dat het Zoomen extra vermoeiend en inspannend was omdat je de lichaamstaal en mimiek van mensen niet goed meekrijgt… Persoonlijk mis ik het sfeerproeven in de communicatie vooral. Ook al krijg je niets mee van mimiek en verdere lichaamstaal; ik haal altijd veel informatie uit sfeer (hoe valt een opmerking, hoe snel en fanatiek reageert iemand op jouw statement). Met de noodzakelijke vergaderdiscipline waarbij je soms lang moet wachten tot je de beurt krijgt, valt veel informatie weg.
2: “Elk nadeel heb zijn voordeel” en omgekeerd…
2.1 Financiën
In 2019 hebben we een subsidieaanvraag gedaan bij stichting LSBS (Landelijke Stichting voor Blinden en Slechtzienden).Na verantwoording van uitgaven en werkzaamheden in mei 2020 volgde goedkeuring en ontvingen we de subsidie van €2000,00 waar we heel blij mee zijn! Hiermee hebben we de kosten van 2 verblijven in het buitenland én deel van lidmaatschapskosten aan NEN (€2200,00) kunnen bekostigen, aangevuld met geld uit de kas van de themagroep.
Voor de kas van de Oogvereniging is het online vergaderen gunstig: geen vliegtickets en hotelkosten, geen reiskosten voor de WOENA. Omdat ook de consultant van de NEN -die ook altijd aanwezig is bij vergaderingen- minder kosten maakt is de jaarlijkse nota voor deelname ruim opgeschoven in de tijd.
2.2 Werkzaamheden
Voor mij persoonlijk is het fijn dat ik nu een aantal online werkgroep vergaderingen samen met Rob van Vliet, één van mijn WOENA-collega’s, kan bijwonen. Naar het buitenland reis en vertegenwoordig ik alleen de Oogvereniging en daar moet ik dus ook van alle werkgroepen kennis en inbreng paraat hebben.
Omdat mijn Engels helaas niet meer zo goed is, zijn vertaalapps de dag voor de vergadering mijn grootste vriend. De woorden die ik niet paraat heb om mijn punt te maken zoek ik van tevoren op met wat alternatieven, voor als het nodig is mijn standpunt toe te lichten.
Zoals jullie weten bereiden we al het werk met de WOENA voor en hebben we ook een taakverdeling gemaakt over de onderwerpen in de werkgroepen. Vanuit de hoofdwerkgroepen worden er ook subgroepen samengesteld om een onderwerp verder uit te diepen, een conceptvoorstel te doen voor de tekst, een tekst te herzien of te zoeken naar een onderbouwing. We proberen zoveel mogelijk deel te nemen aan deze subgroepen zeker als het directe onderwerpen betreft voor onze gebruikersgroep, voor alle assistentiehonden in het algemeen maar soms ook op verzoek van een andere specifieke doelgroep. Om ons goed voor te bereiden duiken we in de literatuur, overleggen met elkaar of andere leden van de themagroep, deskundigen van diverse disciplines en raadplegen andere Nederlandse of buitenlandse norm commissieleden.
Hoewel we op persoonlijke titel deelnemen, hebben we de ervaring dat een goede onderbouwing onze inbreng sterker maakt en we daarmee meer van onze wensen in een conceptdocument krijgen. In het formele proces van de normering zijn er stemrondes over een tekst binnen een werkgroep maar vervolgens ook nationaal en internationaal. In elke fase kan jouw inbreng dus weer weg gestemd worden, aangepast worden of vervangen worden door iets anders. De ervaring leert dat iets toevoegen minder gemakkelijk gaat dan iets wegstrepen. Dus in de beginfase betrokken zijn, is zinvol op belangrijke onderwerpen!
Het is bovendien zonde van je tijd en moeite als je alleen vaart op je persoonlijke mening als je al weet of vermoed dat je eigen nationale commissie jouw voorstel gaat afschieten. Het omgekeerde kan ook gelden: binnen Nederland bestaan ook verschillende opvattingen over bepaalde onderwerpen die langskomen. Wanneer we inschatten dat er meer Europese landen onze persoonlijke opvatting ondersteunen stappen we in een subgroep om mee te werken aan een eerste concept.
Het is mooi te ervaren dat gebruikers aanvankelijk door sommige landen nogal afwachtend en zelfs sceptisch werden benaderd maar nu zeker serieus worden genomen en zelfs gevraagd worden om deel te nemen aan projecten. Men is vaak verbaasd te horen dat het voor ons vrijwilligerswerk is, voor de meeste anderen is dat niet zo. Wel zie je verschil: in het algemeen kunnen grotere organisaties meer menskracht vrijmaken, al speelt hoeveel belang een land hecht aan het ontwikkelen van een standaard zeker ook een rol.
De online vergaderingen duren meestal maximaal een halve dag omdat langer niet effectief is in verband met vermoeidheid en concentratie. Dat betekent dat er per werkgroep meerdere keren een vergadering plaatsvindt. Ik ervaar dit als pittig; in plaats van bijvoorbeeld de vergaderweek in augustus, hebben we nu vanaf augustus t/m december bijna wekelijks 1 of meer meetings gehad. Naast de grote hoofdwerkgroepvergaderingen zijn er namelijk ook Zoom overleggen met subgroepen die een onderwerp moeten voorbereiden. De informele gesprekjes tijdens de pauzes, het lobbyen en de korte overleggen tussendoor en de persoonlijke gesprekken zijn een gemis en worden slechts ten dele vervangen door e-mail en zoomsessies.
De Nederlandse normcommissie heeft vorig jaar maar 1 grote meeting georganiseerd en wat kleinere overleggen.
Voor het inhoudelijke deel nog even mijn invulling voor mijn vierbenige partner Pumba de hond:
Ze is er niet rouwig om dat we in 2020 niet hebben gevlogen, daar is ze niet zo dol op al stapt ze er gelukkig altijd vrolijk in én vooral weer uit! Ze mist het avontuur want ze is gek op werken in vreemde omgevingen. Zelfs wanneer ik het wat spannend vind, werkt zij vol vertrouwen en nieuwsgierig door.
Ze heeft in de loop der tijd mensenvrienden gemaakt die ze nog keurig werkend in de beugel maar met zwiepend achterlijf van verre al herkent. Ze mag dag zeggen en knuffelen waarbij ze netjes wacht tot ik de beugel afdoe. Tegen de algemene regel in-jaja ik weet het- en afhankelijk van de situatie én kennis van mijn hond. Ze kan goed met aandacht van anderen om gaan, mij in de gaten blijven houden en goed schakelen als ik haar weer nodig heb. Hoewel ik weet dat ze zich in vergadersituaties netjes hoort te gedragen (en dat doet ze) vind ik persoonlijk dat de hond op zo’n moment niet werkt. Dat begint weer zodra de beugel tevoorschijn komt.
Lang vergaderen hier thuis vind ze dus saaier zonder de aaitjes onder tafel van anderen, lieve woordjes in vele talen die ze prima snapt en de wandelingen in de pauzes met nieuwe geuren en soms een andere (collega)hond.
Deel 2: inhoud
Zoals we in een eerdere beugel hebben uitgelegd is het hele normeringsproces kunstmatig opgedeeld in een aantal werkgroepen met een thema. De stof die daarin aan de orde komt heeft vaak overlap met andere hoofdwerkgroepen en moet uiteindelijk natuurlijk in elkaar smelten tot één geheel. Nu het proces vordert, komen er steeds meer onderwerpen voorbij waarbij andere werkgroepen om hun standpunt wordt gevraagd.
Als voorbeeld neem ik het trekken van een rolstoel door een hond. In werkgroep 4 ‘training’ is beschreven dat dit niet tot het takenpakket behoort. In werkgroep 2 ‘welzijn’ komt dit opnieuw aan de orde omdat er zich een school heeft gemeld die deze honden traint. In het kader van welzijn moet een beslissing worden genomen of dit verantwoord is en dit moet vervolgens worden afgestemd met werkgroep training.
Per werkgroep geef ik in wat hoofdlijnen weer welke ontwikkelingen in het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden. Wil je meer weten of heb je vragen over de inhoud? Mail gerust.
Werkgroep 1: begrippenlijst en definities
Lopende het proces worden bestaande definities soms aangepast en worden er nieuwe begrippen/definities toegevoegd. Het blijft van belang dat we dezelfde terminologie hanteren om misverstanden te voorkomen. Dit is lastig omdat je nationaal soms hele andere termen gebruikt. Hiervoor zijn we in goede handen van onze Nederlandse voorzitter van werkgroep 1 Irma Metzger met secretariaat vanuit NEN, Laura Mout. Zij zijn bij alle vergaderdagen aanwezig om nieuwe termen vast te leggen, volgens de regels te omschrijven en toe te zien op juist gebruik ervan. Laura is daarnaast voor deze op normeringsprocessen onervaren groep een bakende die al heel wat keren heeft moeten hameren op het verschil tussen het gebruik van “shall” en “should”: wanneer formuleer je iets als aanbeveling en wanneer als iets dat moet…
Om de lijst gemakkelijker te kunnen raadplegen is de indeling het afgelopen jaar aangepast.
Werkgroep 2 : gezondheid en welzijn
Voorzitter zijn van een werkgroep is veel werk. Er is recentelijk een medevoorzitter benoemd voor werkgroep 2 ter versterking, om de vaart erin te houden.
Ik denk dat het meeste werk op gebied van fokken en gezondheid en welzijn in het eerste jaar en tijdens opleiding in concept nu redelijk staat. Voor de werkende hond staat een raamwerk maar zijn er nog discussiepunten. Ook moet er nog stroomlijning komen met andere groepen die ook nog vragen hebben neergelegd hoe er uit welzijnsoogpunt over bepaalde zaken wordt gedacht.
Op dit moment werk ik mee in een subgroep over” balancedogs “.
Werkgroep 3: competenties van trainers/ mensen die werkzaam zijn binnen assistentiehondenorganisaties en “assesments “(beoordeling, testen)
Deze werkgroep is bij gebrek aan een voorzitter later gestart dan de andere vijf groepen, maar de twee voorzitters zijn zeer voortvarende dames en hebben ook een redelijk concreet onderwerp.
Wij hebben meegewerkt aan de subgroep voor competenties van een geleidehondentrainer, instructeur en oriëntatie en mobiliteit. Verder aan de meer algemene competentielijst voor alle assistentiehondentrainers. We zijn nu gestart met een inventarisatie van alle bestaande opleidingen per land waarmee je de genoemde competenties zou kunnen behalen. Zoals de meeste van jullie waarschijnlijk weten zijn er in Nederland geen door de regering erkende opleidingen voor assistentiehondentrainer. Veel scholen geven personeel intern een opleiding. En sommige vaardigheden kunnen zij leren bij de meer algemene opleidingen voor hondeninstructeur, hondengedragsdeskundige enzovoort. Dit gaat nog wel een aardig klusje worden. Het idee hier achter is dat er straks een Europees overzicht komt van mogelijkheden, zodat scholen of individuen misschien ook in een ander land hun mensen kunnen laten opleiden. Aan het assessment wordt ook nog gewerkt en is natuurlijk ook van groot belang voor een eventuele toekomstige certificering.
Werkgroep 4: training
Wij hebben ons bijzonder hard gemaakt en ingespannen, met gelukkig steun uit wat andere landen, om na de overzichten van algemene taken/eisen waar een assistentiehond aan moet voldoen de kerntaken van elk specifieke type assistentiehonden niet standaard te beperken tot 3. We snapten heel goed dat dit de lengte en overzicht van het document ten goede kon komen.
Maar voor ons was het omschrijven van een geleidehond door 3 vaardigheden te benoemen onvoldoende. Wanneer iemand dan een hond 3 vaardigheden zou aanleren en kon zeggen “opgeleid volgens de norm “is dat voor ons geen veilige en goed opgeleide blindengeleidehond”. Dit heeft veel tijd en discussie gekost, maar is gelukt!
Het totale concept is van alle groepen het meest gevormd, nu nog afstemmen met de andere groepen.
Werkgroep 5: cliëntenservices
In deze werkgroep is Rob heel actief geweest en heeft ook in meerdere subgroepen meegewerkt, veel tekst geordend en herschreven met de voorzitter waarvoor hij in de laatste plenaire Europese vergadering gecomplimenteerd is! Super leuk toch?
Er zijn ook via e-mail noten gekraakt over cliëntrechten, klachtenregelingen waarbij de tegengestelde belangen tussen scholen en gebruikers duidelijk naar voren kwamen.
Er komt vorm in, meer dan de basis staat! Er staan nog moeilijke onderwerpen tussen zoals contra-indicaties voor een bepaald type assistentiehond. Moeilijk onderwerp waarbij je aanloopt tegen tegengestelde belangen, welzijn hond- mens, maatwerk, discriminatie.
Werkgroep 6: Toegankelijkheid, identificatie, accreditatie, certificering
Een super belangrijke werkgroep met de moeilijkste onderwerpen.
De werkgroep is een poos gestagneerd maar heeft sinds kort een nieuwe voorzitter en co-voorzitter en de eerste officiële meeting staat gepland. In de plenaire vergadering in december hebben we uitleg gekregen over de regels rond certificering in een normeringsproces. Dit is een lastig, maar o zo belangrijk, onderwerp waar we in een volgende fase op terugkomen.
Tot zover dit overzicht. Hopelijk geeft het een inkijkje in onze werkzaamheden. Nogmaals, heb je vragen? Mail gerust