Op 13 februari volgden de jongeren een workshop ' Communiceren met beperkingen' gegeven door Martine Baadenhuijsen van MB3. Zij leerden over vooroordelen (' Is het jouw vooroordeel dat de ander je niet wil helpen?'), hulp vragen en afslaan in werk-, school- en privesituaties en de 3x3-methode.
Door: Marrit Postma
Op zaterdag 13 februari had de werkgroep Jongeren van de Oogvereniging weer een activiteit georganiseerd. In Utrecht kwamen 15 jongeren bijeen voor een workshop communiceren met een (visuele) beperking.
Zelf reisde ik samen met wat vrienden uit het Noorden af naar Utrecht. Na op het station te hebben verzameld met de rest van de groep, reisden we met de sneltram naar Domstad, het vergadercentrum waar een ruimte was gereserveerd voor onze groep. Martine Baadenhuijsen, die de workshop gaf, was al aanwezig en samen hebben we iedereen voorzien van koffie of thee.
Martine vertelde dat zij zelfstandig ondernemer is. Met haar bedrijf MB3 helpt zij bij communicatie over beperkingen. Dit kan zijn op de werkvloer, maar ook in andere situaties. We hebben een voorstelrondje gehouden en iedereen vertelde wat hij of zij verwachtte van deze workshop. We moesten van Martine ook even toelichten in welke situatie we het wilden gaan toepassen. Zelf ben ik onlangs voor mezelf begonnen en wilde ik op netwerkborrels niet te lang blijven hangen in vragen over mijn visuele beperking. Ik wil kort kunnen zeggen wat ik heb, maar daarna weer over werk en eventuele samenwerkingen kunnen praten. Martine herkende de situaties die ik als voorbeeld gaf. Andere jongeren die meededen aan de workshop hadden het over school-, werk- en privésituaties.
Tijdens dit voorstelrondje kwamen al veel voorbeelden naar voren, zoals wanneer mensen je helpen met oversteken, terwijl je dat niet wilt. Ook werk- en schoolsituaties waarin je hulp moet vragen, terwijl je zou willen dat de ander zelf hulp biedt. Of juist andersom: dat er teveel hulp wordt geboden. Na dit voorsteldrondje mochten we in tweetallen of drietallen gaan denken over situaties waarin wij zouden willen dat we goed kunnen uitleggen wat wij willen van de ander. Hierna wisselden we situaties uit en mochten we in andere groepjes uiteen gaan om te denken over de vooroordelen die andere mensen konden hebben tegenover ons en onze visuele beperking. We kwamen erachter dat veel vooroordelen vanuit onszelf kunnen komen.
‘Ik denk dat mijn klasgenoten denken dat ik geen hulp wil’ is bijvoorbeeld zo’n voorroordeel. Dan kan het zijn dat het vooroordeel vanuit jou komt, omdat jij denkt dat zij dat denken. Maar het kan ook een vooroordeel vanuit de klasgenoten zijn, dat zij denken dat jij geen hup nodig hebt, terwijl jij juist wel hulp wil.
Martine kwam met tips hoe wij kunnen reageren op mensen met vooroordelen. Ze kwam met een voorbeeld gebaseerd op humor. Ze liep eens met de kinderwagen en iemand keek aandachtig naar het kind in de kinderwagen. Toen vroeg hij: ‘Heeft hij dat ook?’ Martine reageerde gevat en zei: ‘wat bedoelt u?’ terwijl ze best wist dat hij op haar visuele beperking doelde. Ze zei daarna: ‘ Nee hoor, zij heeft de ogen van haar vader.’. Het hangt wel van de situatie af hoe je kunt reageren natuurlijk. Als je op het werk in een serieus gesprek zit, kun je beter even goed uitleggen hoe jij dingen wel kunt doen. Bij mensen waaraan je hoort dat ze niet echt geïnteresseerd zijn kun je gewoon kort reageren met ‘ik zie jou niet goed staan.’.
Martine werkt met de drie maal drie methode. Dit houdt in dat je in drie zinnen vertelt hoe je ziet, in drie zinnen vertelt hoe de ander dit merkt aan jou en in drie zinnen vertelt wat de oplossing daarvoor is en hoe de ander jou kan helpen. Martine gaf enkele voorbeelden uit haar eigen ervaring en van iemand met autisme. Mensen zeggen vaak: ‘ik ben slechtziend’ of ‘hij heeft autisme’ en gaan er dan van uit dat de ander wel weet wat ze moeten doen.Je kunt beter zeggen: ‘Mijn oogzenuwen geven het beeld niet goed door aan mijn hersenen, ook zie ik spikkels. Hierdoor zie ik niet alles even goed. Ik herken mensen niet goed op straat en gebruik braille en spraak om te lezen en schrijven. Als ik je niet herken moet je je naam even zeggen, dan weet ik wie je bent.’ Dit voorbeeld heeft geen negen zinnen. Dat hoeft ook niet, het gaat erom dat je elk deel in maximaal drie zinnen kunt vertellen. Dat kan dus ook in minder als je dat lukt.
Na de voorbeelden van Martine moesten we zelf onze eigen negen zinnen maken. Dit kun je in gedachten doen, maar ook noteren. Sommigen van ons hadden iets mee om het op te nemen, de ander om het op te schrijven. Als iemand wilde mocht hij daarna zijn negen zinnen voorlezen.
Na de workshop zijn we nog met een groep van dertien deelnemers uit eten geweest bij een restaurant in de buurt van het station.