Tekst grootte

Thuis in Nederland: Mohamed Sourani (1981)

Interview
Nieuws
Geplaatst op: 22 augustus 2019

“Dag mevrouw, ik ben Achmad. Mijn vader heeft me gevraagd u op te halen.” Een tengere jongen staat bij een bushalte in Apeldoorn en steekt, als ik uit de bus stap, beleefd een hand uit om me te begroeten. Als we op weg gaan naar zijn huis en dat van zijn vader, Mohamed Sourani, die ik mag interviewen, blijkt dat hij een grote hulp voor mij is. Hij attendeert me op het juiste moment op obstakels die ik niet zie en behoedt me zo voor struikelen en vallen. Het is duidelijk dat hij gewend is samen met zijn vader op pad te zijn. Mohamed is blind. Een progressieve, erfelijke netvliesaandoening is daarvan de oorzaak.

“Ik kon mij niet meer veilig op straat bewegen”

Als we binnenkomen begroet Mohamed me, gevolgd door zijn dochter Raya, zijn zoontje Mustafa van anderhalf en zijn vrouw Asma. Sultan, de oudste zoon, komt even later binnen en schudt me de hand. Inmiddels weet ik dat Islamitische mensen het prettig vinden dat ik in hun huis mijn schoenen uitdoe.

Aan de eettafel begint Mohamed zijn verhaal:

“In 2016 zijn wij in Nederland gekomen. We zijn uit Syrië gevlucht. We woonden in Aleppo, waar we tijdens de oorlog steeds opnieuw moesten verhuizen. Het huis waar ik ooit gewoond heb en ook de wijk waarin het huis stond, zijn verwoest. Ik kon mij niet meer veilig op straat bewegen. We hebben onze toevlucht gezocht bij familie in Turkije. Daar hebben we ongeveer 7 maanden gewoond.

Twee keer met de boot

Maar vijf mensen extra in een huis opnemen valt niet mee. Ook was het lastig om werk te vinden. De familie gaf ons daarom geld om naar Europa door te reizen. We wilden met de boot naar Griekenland en van daaruit verder Europa in.

De eerste boot waarop we de overtocht waagden, maakte water. Het water liep al over de gangboorden naar binnen en het was duidelijk dat we bezig waren te zinken, toen een kleine helikopter ons opmerkte. Even later verscheen er een boot van de Turkse kustwacht die ons oppikte en naar Turkije terugbracht. Een tweede poging met een boot was wel succesvol. We bereikten Griekenland.

In Griekenland kwamen we na een paar dagen in contact met een stichting die reizen voor vluchtelingen organiseert. Door deze stichting werden we ondergebracht in een hotel. We kregen te horen dat we niet zelf een land konden kiezen, maar dat de keuze om ons een plek te geven bij het land lag. Na ongeveer een maand werd ons verteld dat Nederland ons wilde opvangen. Met het vliegtuig zijn we naar Nederland gekomen.”

Vuile WC’s

Mohamed pauzeert even als zijn vrouw naar ons toe komt en ons voorziet van koffie en koekjes, die vooral tijdens het Suikerfeest worden gegeten. Een belangrijk bestanddeel van deze koekjes vormen pistachenootjes. Inmiddels is Hasan, een man die ik een paar maanden eerder heb geïnterviewd, binnengekomen. Hij wordt als een huisvriend onthaald. Mohamed hervat:

Via de aanmeldlocatie in Ter Apel kwamen we in het AZC in Assen terecht. We zijn er zeven maanden geweest. Het was een moeilijke tijd. We hadden er geen eigen WC. De gemeenschappelijke WC’s waren erg vies, zodat een van mijn zonen elke keer met mij mee naar de WC moest om te kijken welke WC ik kon gebruiken zonder zelf vuil te worden. We konden er ook niet zelf koken, maar moesten deelnemen aan de gemeenschappelijke maaltijden. Bovendien was er geen tolk. Als ik een brief kreeg, wist ik niet wat er in stond. Bij de receptie konden ze me niet verder helpen. Toen een Syrische man die goed Engels sprak, aanbood om te tolken en me zo te helpen, weigerde de receptie zijn hulp.

Nederlands leren

Mijn kinderen gingen naar school. Dat wilde ik zelf ook. Ik wilde Nederlands leren. Maar dat viel niet mee. Als de docent een glas omhoog hield en zei: `Dit is een glas’, kon ik dat niet zien. De docent zei dat een vrijwilliger me misschien bij de lessen kon helpen en dat het AZC met Visio contact zou moeten opnemen. Ik vroeg zelf aan het AZC om hulpmiddelen die ik zou kunnen gebruiken bij het leren. Maar het AZC deed helemaal niets. Dat was voor mij erg moeilijk.”

Opnieuw zet Asma stil iets voor mij, Haasan en Mohamed neer. Het is groot en heeft een licht bruine kleur. Als ik het aanraak, besef ik dat het een fors stuk cake is. Ook voorziet Asma ons van cola.

Nauwelijks openbaar vervoer

Mohamed gaat verder:

“Het AZC in Assen wilde ons naar een klein dorp in Friesland sturen, waar nauwelijks openbaar vervoer was. Dat zou niet praktisch voor ons zijn. Ik wilde graag naar Apeldoorn.”

“Het werd Vaassen. Ook dat was niet praktisch. We moesten 20 minuten lopen naar het centrum. De bushalte was ver weg en een medewerker van de gemeente zei dat ik niet in aanmerking kwam voor de regiotaxi. Ook vroeg hij zich af waar ik als vluchteling heen wilde reizen. Toen het vervoer uiteindelijk geregeld was, weigerde de gemeentemedewerker toestemming te verlenen om een begeleider gratis met mij mee te laten reizen. `Die kan wel met de bus gaan’, zei hij. `Maar dat is toch helemaal niet logisch?`, antwoordde ik. `Hoe kan zo iemand mij dan begeleiden?` (Met de Regio taxi wordt invulling gegeven aan WMO- vervoer, waarbij  mensen binnen een straal van 25 kilometer van deur tot deur kunnen worden vervoerd. Deze WMO- voorziening is bedoeld om mensen de mogelijkheid te geven zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.) Mohamed vertelt zijn verhaal zakelijk, zonder veel emotie.

Toch naar Apeldoorn

Door woningloting kwamen we in Apeldoorn in deze flat terecht. Het centrum, de apotheek, de huisarts en twee bushaltes zijn hier dichtbij. Alleen voor de moskee moet ik tien minuten met mijn zoon op de tandem fietsen. In Syrië stond de moskee tegenover ons huis.

Mijn kinderen gaan hier naar het Speciaal Onderwijs en ik kon op Visio Het Loo Erf revalideren en Nederlands leren.”

“En je vrouw?”, vraag ik. Die leert lezen en schrijven. Zij is analfabete.”

Schaken

“Wat deed je in Aleppo? Werkte je daar?”, vraag ik Mohamed. “Ja, ik was telefonist bij een bedrijf”, antwoordt hij. “En wat deed je ’s avonds?”, vraag ik. “Ik ging vaak naar een vereniging voor blinden, waar ik met hen praatte. Ook schaakte ik. Ik ben mijn schaakbord in Syrië kwijtgeraakt, maar ik heb in Nederland via de LSBS (Landelijke Stichting voor Blinden en Slechtzienden) een nieuw schaakbord gekregen.”

“Ik zou heel graag weer willen schaken. Ik deed in Syrië aan wedstrijden mee.” Mohamed toont mij het bord en de schaakstukken. Het ziet er precies zo uit als een gewoon schaakbord. Ook de stukken zijn hetzelfde. Een klein puntje op de witte stukken maakt het voor Mohamed mogelijk de zwarte stukken van de witte stukken te onderscheiden.

“Mijn Nederlands gaat achteruit”

“En denk je hier ook weer werk te krijgen?”, vraag ik. “Ik wil wel graag weer werk”, antwoordt Mohamed. “Ik zou hier ook telefonist kunnen zijn. Probleem is wel dat ik de taal nog niet goed genoeg spreek. Ik leen wel brailleboeken met korte verhalen bij Het Loo Erf. Als ik een woord niet ken, zoek ik de vertaling op via Google Translate, maar sinds ik bij Het Loo Erf weg ben, gaat mijn Nederlands achteruit. De gemeente heeft beloofd naar werk voor mij te zoeken, maar ik heb niets meer gehoord.”

“Mis je Syrië?”, vraag ik.

“Ja”, antwoordt Mohamed spontaan. Hij besluit: “Ik ben hier gelukkig en veilig, maar het is hier wel saai.”

Over Marijke Osinga

Marijke Osinga is jurist. Daarnaast schrijft ze verhalen en houdt ze interviews. Dit laatste doet ze omdat ze graag iets wil doen aan de beeldvorming van mensen met een beperking. Zelf is ze slechtziend en linkszijdig spastisch. Ze heeft een zoon van 16 met wie ze samen in een appartement woont. Bij de Oogvereniging maakt ze deel uit van de ledenraad.